Daniël
Deze morgen werd onder grote belangstelling ons beeld Homeless Jesus ingehuldigd. We beluisterden een vijftal toespraken, kort maar terzake. De voorzitter van de kerkfabriek en de bisschop gingen in op de problematiek van de geloofstaal en de rol van beelden in het doorgeven van de blijde boodschap. En in dit proces kan het beeld van de arme op de bank onze kerststal vervangen, vooral de rol van de herders, waarvan één in zijn mantel opgerold op de bank ligt. Moet je zeker komen bekijken. De plaatsing buiten tussen de gewone banken van het pleintje is zeker ook een vondst. We hebben deze morgen een bijbelse gebeurtenis meegemaakt.
Trouw aan de gedachte de advent niet te laten afpakken door de commercie, keer ik nog even terug naar het Boek Daniël, als enig apocalyptisch boek van het Eerste Testament. Niet alles is boeiend maar alles vraagt om verklaring van visioenen, parabels, dromen. Paul Beauchamp citeert het boekje vaak in zijn bekommernis om de receptie van Bijbelteksten. In het Marcusjaar schenkt hij aandacht aan het begin van de parabelrede in hoofdstuk 4.
Jezus zei hun:
Jullie is het geheim van het Koninkrijk van God toevertrouwd.
Maar zij daar buiten krijgen alles in gelijkenissen,
opdat ze met hun ogen kijken en niet zien,
En met hun oren horen en niet verstaan
Tenzij zij zich zullen bekeren en vergeving vinden.
Hij zei hun:
Jullie begrijpen deze gelijkenis niet?
Hoe zul je dan alle andere gelijkenissen vatten ?
De zaaier zaait het woord. (…)
Wie zal ons het geheim verklaren, ons inwijden ? Dit is de dwingende vraag van de heersers die dromen en visoenen hebben in het boek Daniël. En bij het begin van de vormselcatechese komen ouders en twaalfjarigen dit vragen aan de vrijwilligers.
In het negende hoofdstuk van Daniël speelt Daniël met de sleutel van de getallen. Het getal dat de profeet Jeremia vooropgesteld had, 49, blijkt niet op een aantal jaren te slaan maar op weekjaren. Beauchamp ziet typologisch in Daniël elke lezer die nu probeert te ontcijferen. Denk aan het honderdvoud van oogsten dat onmogelijk is in de parabel van de zaaier. Vandaar die raadselachtige inleiding op de parabels bij Marcus, die er zelf niet teveel vertelt in vergelijking met de andere evangelies. Anders wordt het, als op dezelfde voet de wonderen gelezen worden. Dan bekom je drie soorten geheimen: parabels – wonderen – het lijdensverhaal. Bijna gans het evangelie heeft een inwijding en een interpretatie nodig. Gelukkig dat we in een tijdperk leven waarin de kerk die nood erkent en zich over de receptie van de teksten bekommert. Ook een imam gaf in Brussel les en stelde de vragen aan de Koran.
Ik raad je aan hoofdstuk twee van Daniël eens te lezen. Daar is de koning, omringd door sterrenwichelaars, waarzeggers, niet gerust in hun kunsten en eist ‘op leven en dood’ dat zij eerst zijn droom navertellen en daarbovenop de verklaring van dit visioen. Daniël, zoals Oedipus, slaagt in de proef en redt zijn leven. De evangelisten kennen dit verhaal en Marcus zet het onderscheid op scherp: zij die buiten staan en zij die ingewijd worden in de geheimen van het Rijk van God. Hopelijk mag het beeld van de Homeless Jesus een toegangspoort zijn voor dit geheim.
Tenslotte openbaart Daniël ook het mysterie van de dood. Het martelaarschap is innig verbonden in het literair genre van de apokalyps. Het is geen kruiswoordraadsel dat om een oplossing vraagt, maar een keuze voor leven of dood. Vandaar de twee verhalen, de leeuwenkuil in 6 en de vuuroven in 3, over onschuldig vermoorden omwille van hun keuze.
Laat mij toe mijn bijdrage te eindigen met een stukje scheldproza. Pedagogen onthouden zich best van lectuur. België scoort op de 34e plaats voor lezen, schrijven en begrijpend lezen op het einde van het lager onderwijs. En wie is de zondebok? Ik heb, als leraar talen, dertig jaar ‘vernieuwing’ ondergaan. Pedagoochelaars wisten om de tien jaar ons te teisteren met nieuwe methodes voor Nederlands en vreemde talen. Het oude moest weg, het zou kindvriendelijker worden, geheugenlessen en dictees waren uit de boze, en schrijven hoefde nauwelijks als de mensen elkaar maar verstonden, desnoods met gebarentaal. Taallabo’s hielden het een tiental jaar vol. Ik herinner mij een bijscholing Frans waar de inspecteur op basis van de verkeerstekens de vlotte communicatie in de taal aanprees. Wij oogsten wat we gezaaid hebben. In de geschiedenis van de mensheid experimenteert men niet met de taal en het aanleren van de taal. Daar komt alleen maar decadentie van en we werden verleden week met de neus op de cijfers gedrukt.
(10 december 2017)